200 jaar na zijn dood: Een ode aan Paul Arconati
Van alle kasteelheren die de rijke geschiedenis van het Kasteel van Gaasbeek hebben gekleurd, spreekt Paul Arconati misschien wel het meest tot de verbeelding. Deze globetrotter, vrijmetselaar, excentriek entertainer, manisch-depressief mysticus, volbloed romanticus en kortstondig burgemeester van Brussel stierf op 20 augustus 1821 aan een hartaanval. Gelegenheid troef om deze kasteelheer en zijn opmerkelijke leven in de schijnwerpers te plaatsen.
Paul Arconati leefde in barbaarse tijden, die daarom niet minder woelig waren. Hij werd geboren in Milaan op 15 oktober 1754 als zoon van Markies Giangaleazzo Arconati Visconti, kamerheer van Keizerin Maria Theresia, en Henriette Scockaert de Tirimont, barones van Gaasbeek. Hij groeide op in een prestigieus en welstellend gezin waarin hij al snel kennis maakte met de kosmopolitische, complexe identiteit van zijn milieu waarin Frans, Italiaans en Duits gesproken werd. Al op zestienjarige leeftijd trad hij in dienst bij het Oostenrijkse leger waarin hij opvallend vlot opklom tot eerste luitenant. Verdere promoties bleven uit en na zeven jaar hield hij het voor bekeken en nam ontslag.
Globetrotter
Gedreven door een uitgesproken behoefte aan vrijheid en ongebondenheid begon hij als een nomade doorheen Europa te reizen. Hij bezocht zijn oom en tante in Brussel en reisde naar Engeland waar hij zich wilde verdiepen in 'leurs moeurs, manufactures, arts, sciences, ouvrages, commerce et histoire'. Via Schotland wilde hij verder naar het Hoge Noorden. We weten dat hij Kopenhagen bezocht en in de zomer van 1783 ook Lapland aandeed, een toen nog erg moeilijk bereikbaar en onherbergzaam gebied. Met enige verwondering stelde hij vast hoe blijkbaar iedereen daar 'een bad nam in erg warm water, waarvoor ze speciale huisjes hebben, om nadien in hun hemd te gaan afkoelen in open lucht'. In een plaatselijk kerkje bracht hij op 5 juli 1783 een opschrift aan - il marchese Paolo Arconati Visconti - dat zijn bezoek daar zou vereeuwigen. In augustus was hij in Stockholm om van daaruit naar Moskou te reizen. Via Warschau en Berlijn belandde hij opnieuw in Brussel.
Na enkele jaren voornamelijk in Milaan en omstreken te hebben doorgebracht, kwam hij in 1789 terug naar de (toen nog) Oostenrijkse Nederlanden waar hij zich quasi definitief vestigde. Pikant detail: hij verbleef eerst geruime tijd in Tilff, een dorpje aan de Ourthe nabij Luik, waar hij een huurwoning betrok met een jonge vrouw van bescheiden afkomst: Barbe Jeanne Taverne. Het feit dat zij zwanger was en dat de markies in de veronderstelling verkeerde vader te zijn van de toekomstige baby, verklaart wellicht dat het koppel daar zo goed als incognito samenwoonde als 'Monsieur et Madame d'Arc'.
Vader
Op 17 december 1789 beviel Jeanne Barbe in Tilff van een dochtertje dat de naam Sophie d'Arc (een afkorting van Arconati) kreeg. Voor de doop liet Paul een karmeliet overkomen uit Luik. Het vaderschap van het kind is in een waas van mysterie gehuld, vooral omdat de moeder een niet bepaald onbesproken levenswandel had en er nogal wat liaisons op haar palmares stonden. Sophie d'Arc sprak Paul heel haar leven aan als 'voogd' (mon cher tuteur) en werd nooit officieel erkend als zijn dochter. Na de dood van de markies kwam het tot een pijnlijk proces tussen zijn vermeende dochter en zijn neef Giuseppe Arconati Visconti met het familiefortuin en de vele palazzi, villa's en andere eigendommen (waaronder het Kasteel van Gaasbeek) als inzet. Sophie d'Arc zou, als buitenechtelijk en bijgevolg rechteloos kind, uiteindelijk aan het kortste eind trekken.
Omdat het in Brabant en Luik vrij onrustig was, trok het gezin d'Arc naar Nederland waar het onder meer in Utrecht en Den Haag verbleef. Eind 1791 keerden ze terug naar Luik waar op 30 september Paul geboren wordt, als zoon van Barbe Taverne. Het kind kreeg echter de achternaam Hugens en komt in het hele archief dat Paul Arconati naliet slechts één keer kort ter sprake. Een duister imbroglio, dat ook wel een vaudeville-kantje heeft...
Vrijmetselaar en politicus
In december 1796 werden alle Franse wetten (inclusief de grondwet van het republikeinse jaar III) van kracht in onze contreien. Daardoor konden de inwoners van de voormalige Nederlanden zelf hun bestuur kiezen. Paul Arconati maakte deel uit van de 'progressieve' adel, in tegenstelling tot de conservatieve adel en clerus die droomden van een herstel van de oude orde, het ancien régime. Hij ontpopte zich tot een uitstekend netwerker, niet in het minst via de vrijmetselaarsloge Les vrais amis de l'union. Andere logebroeders waren onder meer zijn Oostenrijkse jeugdvrienden, de prins van Starhemberg en graaf Hadick, evenals kunstenaars als Van Bree, de beeldhouwer François-Joseph Janssens en Charles-Pierre Verhulst. Deze laatste kreeg de opdracht om een monumentaal dubbelportret te schilderen van Sophie d'Arc en haar echtgenoot André Masson. Op dit werk, dat een ereplaats zal krijgen in de nieuwe opstelling van het kasteel, prijkt de opdrachtgever zelf te paard voor het Kasteel van Gaasbeek. Discreet maar duidelijk aanwezig, zoals hij dat ook in het echte leven van zijn 'pupil' was.
Op 4 mei 1797 werd Paul Arconati tot voorzitter van de nieuwe gemeenteraad van Brussel verkozen. Veiligheid, het verwerken van huisvuil en afval en een betere zieken- en armenzorg stonden hoog op zijn agenda. Maar dat bleek geen sinecure te zijn want de stadskas was zo goed als leeg. Toch lijkt het erop dat Paul Arconati een zorgvuldig beheerder is geweest.
Paul Arconati werd burgemeester van Brussel en werd in die functie opgevolgd door een aantal andere leden van oude adellijke families. Het leek er op dat de oude wereldorde stilaan hersteld werd. Het ging hem voor de wind: hij kocht bijna aan de lopende band gronden en werd letterlijk grootgrondbezitter. In 1810 stichtte hij in Gaasbeek een Gymnasium Parvulorum, een school voor sociaal achtergestelde jongens en in 1811 werd hij eigenaar van het iconische Broodhuis op de Brusselse Grote Markt 'om het te bewaren, het zijn oude glans terug te geven en het te wijden aan kunst en wetenschap'. Niet lang daarna ging het echter pijlsnel bergaf met zijn financiële situatie. Enerzijds was hij omringd door een groep kennissen die er vooral op uit leken te zijn hem grondig te pluimen, anderzijds gaf hij ondanks zijn 'minachting voor al het aardse' graag geld uit. Dat resulteerde in een schuldenberg die keer op keer leidde tot het verkopen van goederen en het afsluiten van leningen. De zus van Paul, Clémentine, steekt in een brief niet onder stoelen of banken dat zijn spilzucht haar een doorn in het oog is:
'Je rariteitenverzameling, je andere schatten, je gymnasium, al het geld dat je uitgeeft aan de patronage van kunsten en wetenschap, al die futiele eretitels waar je mee opschept, en dan lijkt het of je te gierig bent om een blad papier te gebruiken om me te schrijven.'
Excentriekeling en dromer
In Brussel bleef hij een graag geziene gast in de adellijke salons en maakte hij telkens ophef wanneer hij zijn loge in de Muntschouwburg opzocht. De pracht van zijn equipage was blijkbaar zo oogverblindend dat het publiek de zaal uitliep op een glimp van zijn entrée te kunnen opvangen en voorstellingen meer dan eens prompt onderbroken werden.
Zoals nogal wat van zijn tijdgenoten gebruikte Paul Arconati zijn Brusselse 'Hôtel' op de hoek van het Koninklijk Plein en de Regentschapstraat als 'winterpaleis', terwijl hij delen van de zomer in het Kasteel van Gaasbeek doorbracht. De Britse kapitein Mercer, die het kasteel in 1815 bezocht, beschreef het gebouw als vervallen, smerig en comfortloos. Zijn gastheer liet wel een buitenissige indruk na:
'Zijn kostuum was volledig Turks. Een witte tulband, wel een beetje vuil maar bezet met edelstenen, bedekte zijn hoofd. Hij droeg een ruime, blauwe kaftan met daaronder een borstrok en broek in dezelfde stof. Rond zijn taille een roodzijden gordel. Daar stak een oosterse dolk in, waarvan het handvat bezaaid was met kostbare stenen. In zijn rechterhand een korte speer, in de linker een kleine jachthoorn...'
Paul Arconati was bezeten geraakt door Turkije, waar hij rond 1803 en 1810 naar reisde, en het Ottomaanse Rijk. Oriëntalisme was al een tijdje in de mode en erg aantrekkelijk door het exotische, mysterieuze en sensuele karakter van het Oosten.
Ondanks de staat van verval waarin het kasteel verkeerde, koesterde Paul grootse plannen voor zijn park. Architecturaal zijn de neoklassieke triomfboog - opgericht als eerbetoon aan Napoleon Bonaparte van wie hij een vurig bewonderaar was - en de neogotische kasteelschuur de belangrijkste bouwwerken die hij naliet. Van Napoleon kreeg hij op zijn beurt een unieke snuifdoos cadeau. Hij wilde echter ook een Romeins badhuis neerpoten, gecombineerd met sportvelden, een studie- en bezinningsplek, een circus of hippodroom, een zwembad, een heus amfitheater en een systeem met onderaardse gangen, kunstmatige rotsen en hydraulische machines. Voor zichzelf bedacht hij een mausoleum aan de voet van het kasteel, waarvoor hij het opschrift al klaar had: 'Paul prévoit le repos sans le désirer ni le craindre'. Geen van deze dromen werd ooit gerealiseerd.
Zowel in Brussel als (in mindere mate) in Gaasbeek verzamelde Paul allerlei merkwaardige objecten. Zijn interesses gingen zowat alle kanten uit en hij kocht mineralen, opgezette vogels, exotische schelpen en zelf een 'tabatière mécanique'. Bij de bekende uurwerkmaker Raingo in Gent bestelde hij een astronomisch uurwerk als geschenk voor Sultan Selim III die hij in Constantinopel wilde bezoeken. De klok raakte echter niet op tijd af en prijkt nu in de verzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Verder bezat hij ook een paar oorbellen die Hélène Fourment van aartshertogin Isabella gekregen zou hebben. De snuifdoos, een wonderlijk kleinood in schildpad, goud en parelmoer, die Napoleon hem schonk, een Chinees paviljoen en de wervelende ivoorsculptuur met de bekering van Saulus zijn zowat de enige objecten uit zijn collectie die zich vandaag nog in Gaasbeek bevinden.
Kluizenaar
Paul bracht zijn laatste jaren voornamelijk in Gaasbeek door. Vooral op het einde van zijn leven viel hij op door bizar en zelfs mystiek gedrag. Hij zette ook heel wat filosofische en metafysische overpeinzingen op schrift. Zijn briljant sociaal leven was stilaan uitgedoofd en eindelijk kon hij voluit kiezen voor het kluizenaarsbestaan waar hij in feite zijn hele leven naar verlangd had. Hij leefde sober, stond voor dag en dauw op, nam een bad gevolgd door een sessie zelfkastijding en een rit te paard. Zijn ontbijt bestond uit droge beschuiten, fruit, sla en melk. Volgens verschillende tijdgenoten was hij vegetariër. Ook zijn middagmaal was eenvoudig met soep, groenten, polenta, macaroni,... Deze Italiaanse invloeden vinden we ook terug in een klein receptenboekje dat hij naliet. 's Avonds dronk hij thee van rozemarijn of lindebloesem, cichorei, cider, berken-, rapen- of wortelsap.
De markies overleed op 20 augustus 1821 en werd begraven op het kerkhofje van Gaasbeek, waar zich ook de grafmonumenten van zijn tante Brigitte en zijn neefje Carlo (Carletto) bevinden. Op het verweerde grafschrift kan de wens van Paul Arconati gelezen worden hem niet te vergeten en voor hem te bidden voor een eeuwig leven.
Tweehonderd jaar later zijn wij hem allesbehalve vergeten. Bij de heropening van het kasteel zal een volledige kamer aan hem gewijd zijn.
Ik Paulus R.B.G.M. Arconati Visconti
verzoeke de bedienaers dezer kerke, als wanneer den sone gods
zal komen, dat mijndood lichaem naer dit cort sterfelijck
leven hier beneden ter gewijde aerde begraven zoude worden
ende ondertusschen
beveelt zig aen de godvruchtigeprochiaenen van Gaesbeke
van mij niet te vergeten in hunne vuerige gebeden biddende
zonder ophouden god den vader almagtig om door de verdiensten
van zijnen eenigen zone Jezus Christus ende door de voorspraeke
van de alderheyligste maegd ende gebenedijde moeder gods
Marie van de Apostelen Petrus ende Paulus, van mijnen engel
bewaerder ende van alle gods lieve heyligenn te mogen verwerven
gratie ende genaede, hiernaern het eeuwig leven.
Amen.
Noot: Vanwaar het schrappen van de naam Visconti? Bij besluit van 8 november 1795 werden alle instellingen en rechten uit het ancien regime afgeschaft. Dus ook adellijke titels, voorrechten, heerlijkheden,... Voor aristocraten was het niet opportuun om met een naam rond te lopen die teveel naar hun vroegere privileges verwees. Voortaan ging Paul als citoyen Arconati door het leven, totdat Willem I hem in 1816 zijn titel terug schonk. Hij heette toen Paul Marie Remy Arconati Visconti, markies van Busto.
Tess Thibaut